Geef ontwikkelingsgeld terug aan de burger

Met de bezuiniging van 1 miljard op ontwikkelingshulp doorbreekt Rutte II een decennialang taboe op het tornen aan de 0.7% norm. Gegeven het economisch zware tij en de beperkte resultaten van OS is het echter financieel en moreel verstandig om de komende jaren nog veel meer op deze post te bezuinigen. Want hoewel er zeker argumenten zijn voor internationale solidariteit, is de case dit op overheidsniveau te doen uitermate zwak.

Hoewel de Romeinen en koloniale machten in zekere zin al aan ontwikkelingssteun deden (los van meer roofzuchtige activiteiten), wordt de oorsprong van moderne ontwikkelingshulp doorgaans bij het Marshallplan en de Truman doctrine gelegd en moet dus tegen de achtergrond van de Koude Oorlog gezien worden. Geld voor ontwikkeling werd in de eerste plaats gerechtvaardigd om de ideologisch-geopolitieke belangen van het Westen te dienen: zo was men eind jaren veertig bang dat Griekenland en Turkije zonder steun communistisch zouden worden. Uiteraard werden zulke overwegingen verweven met het streven naar verzachting van menselijk leed, maar het centrale doel was om sociale problemen met technologie op te lossen opdat verdere revoluties uit zouden blijven. Heden ten dage speelt eerdergenoemd moreel motief echter de hoofdrol. Mijn centrale stelling luidt dat dit wel nobel, maar géén individuele plicht is, en dat aangezien OS geen collectieve voorziening betreft er geen geëigende grond bestaat waarop een overheid mensen kan verplichten hier via belastingen aan bij te dragen.

De huidige stand van zaken
Waar komt die 0.7% vandaan, en wat valt eronder? Dit percentage refereert aan Official Development Assistance. Dit zijn geldstromen met concessioneel karakter (dus investeren of lenen uit winstbejag telt niet) die via officiële kanalen, meestal de overheid, naar ontwikkelingslanden gaat om daar de economische groei en welvaart te bevorderen. Het percentage is gebaseerd op achterhaalde berekeningen uit de jaren zestig en dus arbitrair, maar bij gebrek aan beter houden velen krampachtig vast aan deze norm. Slechts vier kleine landen voldoen hier nog aan. De claim dat wij bij het loslaten van deze ‘norm’ een internationale paria zouden worden is dus vergezocht.

Hoe spenderen wij ons huidig OS-budget? 24% gaat naar multilaterale organisaties (zoals de Wereldbank en de VN), 23% naar NGO’s, 30% direct naar bilaterale partnerlanden, en de resterende 23% naar andere bestemmingen (zoals bedrijven en exportkredietverzekeringen). Met het werk van multilaterale organisaties is vaak een algemeen belang gemoeid (denk aan de rol van het IMF bij crises), en is het lastig voorstelbaar hoe onze contributies voldaan zullen worden indien niet door de overheid. Daarom zou het onverstandig zijn deze 24% volledig te schrappen.

Effectiviteit
Dat gaat echter niet op voor ruim vier miljard euro die ieder jaar in veel directere zin wordt ingezet om armoede en ziekten te bestrijden, begrotingen te ondersteunen, et cetera. Op dit soort initiatieven is al vijftig jaar felle kritiek. Een aantal verwijten: Het werkt corruptie in de hand (strijkstok-argument), leidt tot uitstel van pijnlijke doch noodzakelijke hervormingen, ondermijnt betrokkenheid van het volk bij eigen regering door belastingen kunstmatig laag te houden, bevordert dumping van Westerse consumptiegoederen en onderdrukt daarmee de vraag naar en ontwikkeling van eigen economische activiteit, dringt vaak ten onrechte Westerse waarden en oplossingen op aan heel andere culturen, verslechtert de internationale concurrentiepositie door opwaartse druk op de wisselkoers te zetten, en door hulp ‘gebonden’ te maken komt het vaak neer op verkapte subsidie aan het eigen bedrijfsleven. Auteurs als Friedman, Easterly, en Moyo konden er hele boeken over volschrijven.

Het grootste bezwaar is echter het gebrek aan concrete resultaten van ontwikkelingshulp. Armoede in de wereld is de afgelopen eeuwen spectaculair afgenomen, in 1820 leefde 85% van de wereldbevolking in ‘extreme armoede’, in 1950 50%, en inmiddels zitten we onder de 20%, dit alles ondanks exponentiele bevolkingsgroei. Alle indicaties wijzen echter op een zeer beperkte correlatie tussen deze structurele neergang van armoede & honger en ontwikkelingshulp. Technologische vooruitgang, en omarming van kapitalisme & vrijhandel in Azië verklaren deze grote trends wel. Dat neemt niet weg dat ontwikkelingssteun naast alle negatieve gevolgen ook positieve effecten heeft gehad: zo is het aannemelijk dat deze steun heeft bijgedragen aan de wereldwijde groei van geletterdheid, met name in Afrika, en is er belangrijk en nuttig werk verricht bij het bestrijden van HIV/AIDS. Sommige gerenommeerde economen zoals Jeffrey Sachs zijn overtuigd dat het netto effect wel positief is, en pleiten voor intensivering van hulp in het kader van de Millenniumdoelen. Kortom, het verhaal van ontwikkelingshulp is een van successen en teleurstellingen (zoals erkend in het WRR-rapport van 2010) en de algehele effectiviteit is omstreden.

OS als renderende investering
Er wordt soms geclaimd dat OS een goede investering is doordat zij stabiliteit en de opkomst van nieuwe (afzet)markten bevordert. Het is waar dat wij belang hebben bij rechtsorde en goed bestuur in landen zoals Somalië en Afghanistan, maar het is niet duidelijk dat ontwikkelingshulp een effectieve manier is om dit te bewerkstelligen (zeker bij afwezigheid van veiligheid door militaire interventie), laat staan dat de baten tegen de kosten opwegen wanneer je het wereldwijd toepast. Een aantal van de meest doeltreffende dingen die wij in dit kader kunnen doen om onze belangen te beschermen vallen onder defensie (zie het succes van operatie Ocean Shield) en onder multilaterale participatie.

Verder is het de vraag of ontwikkelingshulp de economische groei van arme landen structureel bevordert, zeker wanneer actoren als het IMF buiten beschouwing blijven (zoals in dit betoog). Zelfs wanneer er per saldo een positieve uitwerking zou zijn, is het vervolgens zeer de vraag of de hieruit voortvloeiende voordelen opwegen tegen de gemaakte kosten. En dan nog, gaat dit rendement in de eerste plaats naar het land zelf en pas in de tweede plaats naar de rest van de wereld waar NL maar een klein deel van uitmaakt. Dus indien de eerste drie voorwaarden voldaan zijn (twijfelachtig), dan nog bestaat er op landenniveau een prisoner’s dilemma die zonder supranationale dwang lastig oplosbaar is. Het is dus overweldigend aannemelijk dat het belang van de belastingbetaler beter gediend is wanneer hij zijn geld zelf ergens niet-concessioneel investeert, waarmee dit argument dus valt.

Een laatste claim is dat OS een cruciaal element van onze internationale diplomatie betreft, en veel krediet en soft power in het buitenland verschaft. Hoewel hier zeker een kern van waarheid in zit, is het wat discutabel of OS een effectieve besteding van middelen betreft kijkend naar kosten/baten, zeker wanneer ondertussen het Nederlandse ambassadenetwerk onder druk staat. Ook zullen de ontvangende landen (net als mensen) relatief vergeten wie hen in het verleden geld gaf, terwijl de partners met wie ze handelsrelaties opbouwen en daadwerkelijk samenwerken, een langdurig voordeel opbouwen. Aanpak van de talrijke handelsbarrieres (expliciet en impliciet) die nog altijd bestaan, zouden vermoedelijk veel meer langdurige diplomatieke tractie geven.

Kerntaken van de overheid
Ontwikkelingshulp wordt betaald uit belastinggeld; geld waar individuen hard voor hebben gewerkt, en welke hen onder dwang door een overheid is afgepakt. Liberalen vinden dit inherent een kwaad. Het Lockeaanse recht op leven, vrijheid, en eigendom wordt immers geschonden. Dit kwaad kan echter gebillijkt worden op basis van een theoretisch sociaal contract waarin rationele individuen uit welbegrepen eigenbelang stilzwijgend instemmen een deel van hun soevereiniteit af te staan. Doorgaans is dit om collectieve actie problemen op te lossen; het gaat hierbij om voorzieningen waar iedereen van profiteert (zoals schone lucht, goede infrastructuur, veiligheid) ongeacht of ze er aan bijdragen; vrijbuiters die niet meebetalen profiteren alsnog. Omdat nagenoeg ieder individu beter af is mét deze collectieve goederen en de markt ze niet zal leveren, is de overheid gerechtvaardigd burgers tot belasting te verplichten om als kerntaak in deze maatschappelijke behoeften te kunnen voorzien. Wetteloosheid bij gebrek aan rechtsstaat en veiligheid, of economische onderontwikkeling als gevolg van gebrekkige infrastructuur, gaan doorgaans gepaard met veel ernstigere inbreuken op de natuurlijke rechten en worden dus als groter kwaad gezien dan de gedwongen overheidsparticipatie d.m.v. belastingen, waarmee dit laatste dus justificeerbaar wordt.

Is het voorzien in ontwikkelingshulp dus een kerntaak van de overheid? Hierbij grijpen we terug op de motivering voor OS: Allereerst zou het moreel goed zijn. Dit is geen onredelijk standpunt, maar een persoonlijk gevoel van morele plicht is niet onderhevig aan free riders. De financiële lasten zijn 1-op-1 gekoppeld aan de voldoening van de behoefte. Sterker nog, overheidsinterventie ontneemt individuen de kans tot het in vrijheid uiten van solidariteit en verlaagt de daad van generositeit tot een uit eigenbelang geboren gehoorzaamheid aan de wet. Er is geen reden waarom een markt met geëmancipeerde burgers dit niet zelf kan organiseren. Ten tweede zou ontwikkeling van opkomende economieën in ons eigenbelang zijn, oftewel: OS betreft in economische zin een collectieve voorziening. Echter, zoals eerder geïllustreerd is aan de bewijslast voor OS als renderende investering niet voldaan. Uit deze twee punten volgt dat ontwikkelingshulp géén kerntaak van de overheid is, en zij dit dus moet staken.

Dit alles is geen diskwalificatie van het helpen van onze minder fortuinlijke medemens op aarde. Er zijn hele goede redenen om dit wel te doen, ik ben er (onder bepaalde voorwaarden) zelf groot voorstander van, en niets belet het individu dit te doen. Het feit dat het al op grote schaal privaat gebeurt (zowel in Nederland als in de VS waar ODA veel beperkter is) is hier een duidelijke indicatie van. Betrokken donateurs zijn daarbij vaak goed geïnformeerd en kennen ook in toenemende mate de merites van minder ‘sexy’ projecten. De bezuinigingen moeten geleidelijk doorgevoerd worden, zodat de sector zich kan aanpassen aan nieuwe financieringsbronnen en onze opgebouwde kennis en kapitaal (die op wereldniveau zit) niet verloren gaan. Geleidelijke verlossing van het juk van overheidsafhankelijkheid zou aan een omstreden sector hernieuwde legitimiteit, vitaliteit, en onafhankelijkheid geven.

Kortom; het idee dat het geven van ontwikkelingshulp een taak van de overheid zou zijn, is achterhaald in een tijd waarin wij koloniale bemoeizucht en het steunen van bevriende dictators en hun corrupte regimes gelukkig voorbij zijn. Het is dus tijd dat de Nederlandse regering haar ontwikkelingsbudget tot een absoluut minimum terugbrengt, en meer vertrouwen en materiële zelfbeschikking schenkt aan haar eigen burgers.

Bronnen:
NSC 68 (Truman Files)
History of the 0.7% ODA target (DAC Journal)
Minder pretentie, meer ambitie (WRR)

Leave a Reply

Your email address will not be published.